In oktober vorig jaar gingen leerlingen van het Rhedens College, Liemers Agora en het Stedelijk Gymnasium fietsend, varend en struinend op Rivier Expeditie. Voor Jannes van Leeuwen, student Creative Writing Artez was het inspiratie voor dit prachtig verhaal.
Rivier Expeditie 2120
Vrijdag 4 oktober ’24
In de verte komen de eerste witte sneakers en nazomerjassen aangelopen. Ik kan het niet laten een beetje bezorgd te kijken, wetende wat voor dag aanstaande is. De leerlingen zelf weten van niets, behalve dat ze ‘kleren moeten meenemen die vies mogen worden’, maar goed, ik snap ook dat mode soms voorop staat, zeker op deze leeftijd. Een jongen met de witste Nikes en een gloednieuwe North Face neemt bij aankomst het woord: ‘Verdomme zeg wat is het koud.’
We gaan vandaag de Waal trotseren. ‘Vaar, struin en fiets langs en over de Waal en denk mee over een toekomst waar je zin in krijgt’. Het is een tocht waarbij leerlingen van vier middelbare scholen uit het Rivierenland hun thuisterrein gaan ontdekken, met een oog voor wat daar allemaal gebeurt en hoe veel er staat te veranderen.
Te land, ter zee en in de lucht
Vanaf startpunt station Lent lopen we via de Waalbrug over de Spiegelwaal, een nevengeul van de Waal; de rivier die dit landschap vormt. Terwijl de zon zich voor het eerst laat zien worden we met trompet toegespeeld, een warm geluid wat prachtig over het water kaatst. Als we na de oversteek de trap aflopen worden we begroet met peddels, grote planken en een grote glimlach van onze supinstructeur.
‘Welkom allemaal! We gaan vandaag suppen (stand up paddelen) over de Spiegelwaal. Het is misschien wat fris, maar het water is heerlijk!’
Nog voordat hij kan zeggen dat we een maatje moeten uitzoeken zijn de duo’s al gemaakt. Er wordt nog haastig gevraagd om een koppel te vormen met iemand die je nog niet kent, maar zo op de vroege ochtend kiezen meesten toch voor het kleine beetje houvast en comfort. Ikzelf ben toegesneld op Shane, een lange jongen van het Stedelijk Gymnasium. Hij ziet eruit alsof hij wel weet hoe met een peddel om te gaan. Ondanks de bemoedigende woorden van onze instructeur, is het enthousiasme om in het water te duiken beduidend minder dan op een warme zomerdag.
We gaan te water – op advies van de instructeur zit iedereen, het ‘stand up’ gedeelte valt toch wat tegen – en zodra Shane en ik onze balans hebben gevonden springen we gelijk in het diepe; qua gespreksstof dan.
‘Dus Shane, hoe kijk jij naar het water?’
Bijzonder suffe openingsvraag terwijl je op een plank in het water zit, en ik had absoluut een ‘nou, nat’ verwacht, maar toch ontwikkelt het gesprek al snel. Shane omschrijft zichzelf als een doemdenker.
‘Ik eet zelf wel vegetarisch, en ik probeer er veel mee bezig te zijn’ vervolgt Shane, ‘maar het voelt soms niet als genoeg. Ik vind het lastig om een uitkomst te zien die écht goed is – of tenminste, niet op de manier hoe het nu gaat.’

Ik vraag hem waar de oplossing ligt. ‘Ik hoop eigenlijk dat dat gewoon bij de mens ligt. Bij iedereen die bewust probeert een steentje bij te dragen.’ Maar toch zegt hij ook anders in te zien: ‘Nee dat gaat natuurlijk niet. Er moet iets groters gebeuren, een systematische verandering van hogerop is echt nodig om dit aan te pakken.’ Ik ben verbaasd. Ik weet dat het een probleem is waar meer en meer over gepraat wordt, maar het is schrijnend om te zien hoe het een blokkade en onmogelijkheid voor deze generatie kan zijn. Zware kost op een supboard in de zon.
Na een halfuur suppen meren we aan. Er is maar één meisje in het water gevallen, na flirterig geplaag van een klasgenoot die zo snel mogelijk langszij wilde peddelen. Zelf heb ik een natte onderbroek van de plens water die over het board kwam toen Shane toch probeerde te gaan staan, maar verder is iedereen redelijk uit de strijd gekomen.
We vervolgen onze reis naar Alphons, een rivierdeskundige wie vertelt over de geul waar we net overheen zijn gepeddeld. Het is een fascinerend verhaal, over hoe de Spiegelwaal is ontstaan en over hoeveel de rivier ieder jaar weer verandert. Na het verhaal spreek ik met een groep jongens van het Rhedens College, ieder gehuld in een voetbaltenue van een andere club. Ze zijn vandaag meegenomen door hun aardrijkskundedocent, om te zien hoe het er in het echt aan toegaat.
‘Ja wel een beetje een lang verhaal man’, de jongen in het Manchester City-tenue trapt af. De Graafschap neemt over: ‘Vond je? Ik vond het wel interessant hoor, met die gletsjer en zo, dat het niet ècht daarvandaan komt, maar regenwater is.’ City aan de bal: ‘Gappie dat wisten we toch al van die les,’ ‘Ja denk je?’ Een derde speler betreedt het veld, met een lokaal team op de borst: ‘Ik wist niet dat die rivier zoveel zand meenam hoor, en dat met die kabels.’
De lokale sterspeler benoemt een kritiek gegeven uit het verhaal van Alphons: ‘De bodem slijt weg, waardoor de rivier steeds dieper wordt en er belangrijke stroomkabels en leidingen, die ooit diep onder het zand verborgen lagen, tevoorschijn komen.’ Een reëel risico voor de leerlingen. Als de waterleidingen zouden openbreken, wat dan? Moeten ze dan water uit de rivier drinken?
Handen uit de mouwen
Zodra Alphons zijn verhaal concludeert springen de leerlingen op. We krijgen emmers in onze handen gedrukt en trekken die door de rivier. Als een estafetterace rennen we van het water naar onze ‘bronnen’, waarvandaan we het water over het strand laten stromen. De bronnen zijn niets meer dan emmers met een gat in de onderkant, maar het werkt. Al snel ontstaan er grote kolkende rivieren, kleine zijstroompjes en natuurlijke rivierbedden in dit stukje Waalstrand. Met elke nieuwe emmer vormt er een uitgebreidere rivierdelta. De drie bronnen kronkelen op verschillende manieren; bij de ene bron wordt het water er zorgvuldig in gegoten, maar een paar meter verderop buldert een heuse stortvloed. Natuurlijk heeft het niet het detail wat door de eeuwen heen in het Europese landschap is gegroefd, maar deze snelheid brengt wel een stuk meer plezier met zich mee.
Er gaat een magische koffer open. Er komen allerlei kleine camera’s tevoorschijn en weer maken we duo’s. Hier en daar mengen de verschillende scholen en ontstaan er gezelschappen die ik nog niet eerder heb gezien. Zelf ben ik een duo met Michiel, de jongste in het gezelschap. Eigenlijk was de uitnodiging alleen voor leerlingen in vijf en zes vwo, maar toen Michiel hiervan hoorde moest en zou hij meegaan. Met het foto’s maken hoef ik niet veel te doen, het is gelijk duidelijk wie van ons zowel de rol van fotograaf als creative director op zich neemt. Er worden kleine poppetjes uitgedeeld, die de bewoners van het Rivierenland voorstellen. Het ene duo laat een fietsende zakenvrouw te water gaan, terwijl er wat verderop iemand ontspannen in de herfstzon ligt bruin te bakken. Wij maken een beeld van een man die boven het water hangt, vastklampend aan de laatste boom die nog staat – of tenminste, met wat verbeelding lijkt het tafereel behoorlijk realistisch.
Er ontstaan eindeloos nieuwe verhalen: wie houdt het droog en wie stroomt over?
De leerlingen werden eerder al gevraagd wiens huis zou overstromen als de dijken door zouden breken, en hoewel we diep in het binnenland zitten zijn er zelfs hier vijf leerlingen voor wie hun huis niet veilig zou zijn als het water over Nederland zou razen. Als het water uit de echte Waal, door een voorbijvarend schip, begint te stijgen en wij zelf natte voeten krijgen is het signaal duidelijk; tijd om te gaan.
Bovenaan het dijkje staat een arsenaal fietsen voor ons klaar. Twee meiden lopen met snelle pas af op de roze fietsen met kralen in de spaken, ‘die maken zo een nostalgisch geluid’, zegt de een. Helaas zijn de laatste roze modellen al vergeven als ik bij de fietsen aankom.

Bovenaan het dijkje staat een arsenaal fietsen voor ons klaar. Twee meiden lopen met snelle pas af op de roze fietsen met kralen in de spaken, ‘die maken zo een nostalgisch geluid’, zegt de een. Helaas zijn de laatste roze modellen al vergeven als ik bij de fietsen aankom.
We fietsen maar een klein stukje, sjouwen de fietsen een trap omhoog en omlaag en komen aan bij ‘Het Weurtsche straatje’, het oudste dijkje in de regio, al gemaakt in de elfde eeuw. Eerder vertelde Alphons ook al over het veranderende landschap; over hoe de dijken nu zorgvuldig worden afgemeten en hoe hij zelf heeft geholpen met de rivier en de Uiterwaardnatuur meer ruimte te geven zodat het water niet te snel opgestuwd wordt tussen te krappe dijken. Bij dit kleine dijkje is echter haast niet meer te zien dat er mensenhanden aan te pas zijn gekomen. Eén voor één duiken de leerlingen het paadje in om een momentje in stilte te fietsen.
‘Hoe vinden jullie de dag?’ vraag ik aan twee meiden van het Karel de Grote College. Er komt een daverend enthousiaste reactie: ‘Heel mooi!’ Een van de meiden is bezig met een profielwerkstuk over water, en is tijdens de dag stiekem beelden aan het vastleggen. Ik beloof niks door te vertellen en vraag wat ze van het verhaal van Alphons denken: ‘Vinden jullie het hoopvol? Dat er zoveel gebeurt om ons droog te houden.’
‘Nee’, begint het ene meisje, haar klasgenoot vervolgt:
‘Nee. We blijven de rivier maar aanpassen aan de mens, in plaats van dat de mens zich aanpast aan de rivier.’
Ik wil graag doorvragen, maar nog voordat ik de kans krijg wordt ze het pad op gestuurd.
Nadat de laatste leerlingen het dijkje op zijn gefietst ga ook ik, als hekkensluiter, het pad op. In de verte voor mij hoor ik de docenten wat babbelen over wat zij denken dat hun leerlingen van de dag vinden. Het Weurtsche straatje is een oase van rust. Een plek die ooit door veel mensen werd gebruikt, maar nu langzaam door de natuur is overgenomen en sporadisch dient als wandelpad voor een bedevaartroute.
Wat is water?
Lunchtijd, ‘vegetarisch & no-waste’ luidt de introductie. We krijgen halve pompoenen in de handen gedrukt en schrapen deze met een lepel leeg om onze eigen soepkommen mee te maken. ‘Maar mevrouw, waar is het vlees?’ vraagt De Graafschap, ‘Ja hoe kan ik zo die gains in de gym maken?’ vraagt Manchester City, met een gouden Joel Beukers drinkbeker in zijn hand. Toch vinden ook zij het eten lekker, en zie ik De Graafschap later teruggaan voor een tweede kom. We eten pompoensoep, cake en brood. Er wordt flink gegeten om aan te sterken van de ochtendtocht en terwijl we liggen uit te buiken in het gras wordt er een aankondiging gemaakt: ‘Zorg dat je veel water drinkt, het is belangrijk voor het programma straks!’ Waarom is nog onduidelijk, maar gehoorzaam drinken we. Vanaf het dijkje waar we zitten hebben we schitterend uitzicht over dit deel van de Rivierlanden. Er staan wilde paarden in het gras dat de eerste hinten van herfstkleuren afgeeft. Een jongen gooit verveeld zijn ring de lucht in en vangt hem weer, keer op keer.
We leveren onze pompoenkommen weer in en gaan richting een nieuw strand. Of onze kommen later in het avondeten nog worden gebruikt weet ik niet. Misschien was de pompoensoep wel van de lunch van gisteren. Ik besluit er maar niet over te beginnen.

‘Water is het begin’, begint Irma, ‘vuur verwarmt en verbrandt; aarde is ons fundament en de lucht staat in verbinding met onze longen.’ Irma is Tai Chi docente en vertelt ons over de energie in ons lijf, hoe het waterelement in ons lichaam stroomt – waar in ons geval nu het water in onze magen klotst. De gezichten van de leerlingen lijken nog niet echt mee te stromen met Irma, maar om verder ongemak te voorkomen stappen een aantal docenten naar voren en doen vol overtuiging de bewegingen met Irma mee, waarna de leerlingen ook voorzichtig naar voren schuifelen. Langzaam geven steeds meer mensen zich toch over aan de energiestromen.
‘Focus op het stromen van het water’, vervolgt Irma. De boodschap is mooi; om verbinding te maken tussen het water dat door ons lichaam stroomt en de kolkende Waal. Helaas wordt dat contact jammerlijk verstoort door de grote containerschepen die door de rivier banjeren. Met een volle focus is toch de zachte branding van de Waal te horen en brengt dit opnieuw een rustmoment in de dag waarop we echt onze menselijke relatie met het water kunnen voelen.
‘Wie zou uit de rivier durven drinken?’ vraagt expeditieleider Monic. Wederom spreken de gezichten van de leerlingen boekdelen, maar toch springen er een aantal naar voren. Waaronder Michiel die als eerste een LifeStraw – een speciaal rietje bedoeld om veel bacteriën weg te filteren – aanpakt en knielt bij de rivier. Het is een gevecht met het water dat ver over de oever klotst en de wens geen natte sokken (of onderbroek) te krijgen. ‘Best lekker eigenlijk, beetje zoet’, zegt een meisje. ‘Tsja, smaakt gewoon naar water’, vult Michiel aan.
De Tempelhof
We fietsen door, over een lange dijk langs de Waal en komen aan bij een van de belangrijke punten van de bedevaartroute waar we eerder overheen fietsten: De Tempelhof. We worden begroet door een fantastische verschijning. Bloem heet ze, een grote pluizige herder, wiens bruine vacht glanst in de zon. Het is duidelijk dat er iets te gebeuren staat, dat er op deze plek iets leeft. We staan in de voortuin, met pontificaal in het midden een grote metalen bloem. Voorzichtig schuift de menigte over het grind, onder de indruk van deze unieke plek.
‘Welkom allemaal!’ Adelheid stapt naar buiten, een oudere vrouw met een grote glimlach. Adelheid Kortekaas heeft samen met haar man, Huub, deze magische plek uit de grond gestampt. Ze vertelt fantastische verhalen over haar leven, het samenzijn met de recent overleden Huub en hoe zij De Tempelhof samen hebben opgebouwd. Huub was een doemdenker, vertelt Adelheid. Hij zag als jongere hoe de wereld steeds meer polariseerde, er steeds meer conflict ontstond. Dat de natuur ook toen al tekenen gaf van diens ‘klimaatpijn’. Iedereen hangt aan de lippen van Adelheid en voor het eerst op de dag heerst er totale stilte in de groep. Ze vertelt over het keerpunt in het negatief denken van Huub, aan de hand van een vraag die Adelheid hem stelde: ‘Kun je niet proberen al die negativiteit om te zetten tot iets positiefs?’
In de ogen van mijn supgenoot Shane sprankelt er hoop. Het maakt indruk dat er vanuit veel verdriet een plek van herontdekking kan ontstaan. Want dat is een van de dingen waar De Tempelhof voor staat. Hoe kun je mooie concepten laten ontkiemen tot bloeiende uitingen.
Kort wandelen de leerlingen door de strak uitgelijnde beeldentuin. Adelheid vertelt over de vele mensen die hier zijn geweest, aangewaaid vanuit alle windrichtingen; van grote wereldleiders en popsterren tot pelgrims. Zo veel mensen hebben iets van deze plek meegenomen en iets van zichzelf geplant.
‘Wees trots op jezelf. Je moet er hard voor werken, maar dat [trots zijn] geeft je een glimlach op je gezicht.’ – Adelheid
De leerlingen schrijven een brief. In die brief staat advies dat ze zichzelf nu zouden geven, geschreven door henzelf maar over dertig jaar in de toekomst. Er ontstaan interessante verhalen. Zo schrijft een van de leerlingen: ‘Niet bang zijn dat het fout gaat en in jezelf vertrouwen’ en ‘Altijd goede intenties hebben.’ Een aantal anderen schrijven het volgende:
‘Denk niet te veel aan je plek vinden in de maatschappij en geniet gewoon.’
‘Ik weet het allemaal gewoon niet; niet wat ik wil studeren, waar ik wil wonen of wat ik überhaupt wil, dus hoe moet ik gaan bedenken hoe het later is. Wat vind ik belangrijk? Wie ben ik? Wie ben jij?’
‘Ik wil dat ik gelukkig ben.’
De laatste loodjes
We stappen weer op de fiets. Iedereen is aan het einde van hun latijn, maar warm en voldaan door de ontmoeting. Voor onze een-na-laatste etappe lopen we door de Uiterwaarden en spreken we met Caroline, een dame die gespecialiseerd is in het leven onder water: ‘Ik wil jullie vragen in stilte door het landschap te lopen en te concentreren op hoe het zou voelen om een vis te zijn.’
Er komt heel weinig reactie van de groep, en hoewel een enkeling gehoorzaam de stilte van het vis zijn omarmt, beginnen er her en der gesprekken over het avondeten. Een groepje jongens smeedt een plan om hun docent te overtuigen langs een drive-through te gaan. De jongen die bij de lunch zijn ring op en neer gooide stapt nu direct op Caroline af. Ze lopen te ver weg om het gesprek goed te verstaan, maar na afloop glundert hij. Hij vertelt dat hij misschien stage mag gaan lopen bij het onderzoeksinstituut waar Caroline actief is. Eventjes praten we door, samen met een docent, over wat onze favoriete dieren zijn.
Ik heb het echt even geprobeerd; om te focussen op hoe het is om een vis te zijn, maar de vermoeidheid neemt het over. ‘Ik heb honger zeg, hallelujah.’ Ik ben het zelf die de stilte doorbreekt terwijl ik wat gescheiden van de groep loop, samen met twee docenten: ‘Ja anders ik wel’, antwoordde één van hen. ‘Ik heb zin in Thais, of Japans ofzo.’ Zelf beschrijf ik enthousiast mijn favoriete dönerzaak terwijl we langs de oever van de rivier lopen.
We stappen op de boot; onze laatste etappe van de dag. Paula, die eerder op de dag ook de lunch heeft verzorgd, heeft goed gevulde vegetarische wraps gemaakt. Het is geen döner, maar wel verdomd lekker. Zelfs het voetbaltrio klaagt niet. Het water glinstert in de zon, de herfstkou is inmiddels aangenaam en iedereen is tevreden in stilte aan het eten.
Ik zit naast Nynke, een meisje van het Agora Liemers College. Ik vraag haar hoe ze de opdracht op De Tempelhof heeft ervaren. ‘Ik vond het mooi om te doen. Om even bij je toekomst stil te staan.’
Ze wil me zelfs een beetje vertellen wat ze heeft geschreven.
‘Ik denk dat we minder als individu moeten denken, dat we goed op elkaar moeten letten en meer als collectief moeten samenwerken. Dan kunnen we echt iets gedaan krijgen. We moeten minder oordelen, daar heb je niks aan, maar kijken waar we elkaar kunnen stimuleren.’
Naast haar zit klasgenoot Mirte, zij vond het een moeilijkere opdracht. ‘Ik weet niet wat ik op kan schrijven, ik weet niet of ik recht heb op hoop zonder plan. Of er wel iets is om hoop voor te hebben als ik zelf ook niet weet wat de oplossing is. Ik denk wel dat we dingen moeten blijven proberen. Moeten blijven proberen om iets voor elkaar te krijgen. Als je gras zaait, komt er altijd een pluk als eerste door.’